Waarom doen we wat we doen?
In 2019 maakten we kennis met Positive Discipline.
Euhm, Positive Discipline?
Dat klinkt precies wat Amerikaans? En ook een beetje fout misschien?
Positive Discipline, ontwikkeld door dr. Jane Nelsen, is een gedachtegoed waarin gelijkwaardigheid en verbinding centraal staan.
Met haar 7 kinderen heeft Jane Nelsen de tools en strategieën die ze zelf heeft uitgewerkt perfect kunnen oefenen.
Perfect in de betekenis van: met falen en opstaan.
Wat willen wij allemaal voor onze kinderen?
Dat ze iets leren.
Ongeacht de methode of strategieën die we hanteren.
Hoewel het woord discipline in het Nederlands eerder een strenge en autoritaire bijklank heeft, is dat in het Engels toch een tikkeltje anders.
Discipline (Eng) gaat over teaching: je kind iets leren.
Bij Positive Discipline draait het niet om je kind ‘een lesje leren’ of ‘terechtwijzen’.
Gelijkwaardigheid en verbinding staan centraal: het feit dat kinderen en volwassenen even veel respect verdienen en dat ze beiden op een positieve manier kunnen leren uit hun fouten, want fouten zijn geweldige kansen om te leren.
Positive Discipline is dus een manier om je relaties te versterken zonder schuld, schaamte of pijn.
Is dit herkenbaar?
Velen van ons werden opgevoed met het idee dat er pijn, schuld of schaamte moet gebruikt worden als we iets te leren hebben.
Gebeurde dat niet in het gezin waarin je opgroeide, dan heb je misschien die ervaring meegemaakt op school, of ergens anders:
bij grootouders, of familie, onthaalmoeder of crèche- of opvangbegeleiders …
1. Schuld.
Schuld gaat over iets wat je doet dat beter kon en het negatieve oordeel dat daarbij hoort: “Ik heb iets doms gedaan.”
Als je spreekt in termen van schuld, dan heeft dat als gevolg dat je ook moet ‘boeten’ om je fout recht te zetten.
- “Je moest maar beter studeren.” (, sukkel)
- “Je had maar moeten luisteren.” (, sukkel)
- “Tja, hoe zou dat nu komen?” (, sukkel)
-
“Met u kan ik toch echt niets aanvangen.” of de ‘properder’ versie: ”Ik heb jou nochtans gezegd dat je niet op de vensterbank mocht kruipen. Maar ja, je wilde niet luisteren, hé. Het is je eigen schuld dat je nu pijn hebt.” (, sukkel)
2. Schaamte.
Schaamte gaat niet over iets wat je doet, maar iets over wat je voelt over jezelf nadat je iets gedaan hebt dat beter kon: “Ik ben dom.” “Ik ben een sukkel.”
- “Ge moest u schamen.” (, sukkel)
- “Hoeveel keer moet ik dat nog zeggen? Zijdegedoofofwa?” (, sukkel)
- "Ga het maar uitleggen aan uw vader." (, sukkel)
- "Dat zou uw neefje nooit doen hoor." (, sukkel)
3. Pijn.
Schuld en schaamte zijn sowieso al zeer pijnlijke emoties.
Maar er bestaan nog pijnlijke manieren waarop aan kinderen iets geleerd wordt.
Straffen bijvoorbeeld.
Daarbij moet je kind pijn ervaren om te leren uit zijn fouten. 🤔
- "Ga naar je kamer! Ik wil je niet meer zien!"
- "Stel je maar in de hoek en denk maar eens goed na over wat je gedaan hebt!"
- "Gij wilt niet helpen? Oké, een hele week huisarrest."
- "Ik heb toch al 10 keer gezegd om de tv uit te zetten. Geen dessert vanavond."
Maar kinderen moeten toch leren dat bepaald gedrag echt niet kan?
Volmondig mee eens!
Alleen, er bestaan andere manieren.
Met straffen doe je je kind emotioneel en/of fysiek pijn, punt.
Het kan op lange termijn zorgen voor een disfunctioneel zenuwstelsel door een teveel aan onverwerkte stress of je zadelt je kind op met een enorm schuld-en schaamtegevoel die zijn/haar leven zullen sturen.
Straffen en belonen
- zijn puur op het gedrag gericht
- leveren enkel op korte termijn resultaat
- maakt je kind afhankelijk van anderen hun oordeel
- zorg ervoor dat je kind enkel gewenst gedrag stelt uit angst, om jou tevreden te stellen of om van gedoe af te zijn, niet per se omdat ze inzien waarom precies hun gedrag eigenlijk niet kan.
Voorbeeldsituatie:
Nina (8j) heeft ruzie met haar broer Luca (6j).
Luca begint te wenen, mama komt tussen en beslist dat Nina in de fout is, dus ze moet in hoek gaan staan.
De vraag is: wat leert Nina daaruit?
Wat leert mijn kind echt?
- Dit is zo oneerlijk.
- Ik krijg hier altijd de schuld.
- Volgende keer zorg ik dat mama het niet ziet.
- Straks sla ik mijn broer omdat hij mij verklikt heeft.
- Nog twee minuutjes en ik ben ervan af.
- Waarover moet ik hier eigenlijk nadenken?
- Ik zal hem nog wel krijgen, mijn broer.
- De volgende keer ben ik niet meer eerlijk.
Wat wil ik dat mijn kind leert?
- Hoe kunnen we dit samen oplossen?
- Hoe kan ik mezelf tot rust brengen?
- Hoe kan ik zeggen aan mijn broer dat ik iets niet leuk vind?
- Wat wilde mijn broer eigenlijk zeggen?
- Heb ik mijn broer misschien gekwetst?
- Wat heb ik zelf gedaan/gezegd?